“Dickie, jongen, wat wil
jij later worden als je groot bent?” Die vraag werd me tot
vervelens toe gesteld toen ik nog jong en onbedorven was.
Mijn eerste antwoord was dan steevast: “putjesschepper op zee”. Dat leek me goed te
doen. Maar dat werd me snel uit het hoofd gepraat wegens het feit dat
het een onmogelijk beroep zou zijn.
De tweede keus was
“boer”. Ik liep als kleine jongen veel bij de overburen die een
boerderij hadden (de Nachtegaal geheten) en ik vond het leuk om mee
te gaan naar het land om het paard te besturen tijdens het
roggemaaien en om de koeien te verdrijven van het ene leeg gevreten
weiland naar een andere weiland met vers sappig gras, vele kilometers
verderop. Het boerenbedrijf was mijn roeping, dacht ik.
Helaas zou ook dat
beroep zou onhaalbaar zijn voor mij, deze keer omdat mijn ouders
kruidenier en kruidenierse of kruidenieresse waren. En dus niet in
het bezit waren van voldoende grond om voor mij een boerderijtje op
te stichten.
Over mijn ouders
gesproken, wie in Barlo herinnert ze zich niet: Derk en Leida van het
Sparwinkeltje, niet te verwarren met Hendrik en Anne van het
Vivowinkeltje even verderop. Maar dat is weer een ander verhaal waar
mijn broer veel meer over kan vertellen.
De mogelijkheid om
hen op te volgen als kruidenier kwam gelukkig helemaal niet bij mij
op. Dat zal vast wel een goede reden hebben gehad!
En verder dacht ik
altijd nog de mogelijkheid te hebben om professor in de weetnietkunde
te worden. Dat was toendertijd ook wel populair onder mijn
leeftijdgenoten.
Ondanks al mijn
studies en opgedane levenswijsheid weet ik echter nog steeds niet
genoeg niet om daar een proefschrift over te schrijven en te
promoveren, maar wat niet is kan nog komen. Als je ouder wordt weet
je ook steeds meer dingen niet, zo wordt beweerd. Dus is er nog hoop.
En toen bleef er
weinig anders over dan het eerzame beroep van opzichter te kiezen.
Het leek me werkelijk erg interessant om, met een deskundige blik in
de ogen, bij een groep vlijtige werkmensen te staan kijken en dan te
vertellen hoe het beter kan. Ik had zulke mensen wel eens gezien en
dacht toen zoiets van “dat moet ik toch ook kunnen”.
Daar heb ik me dus
met mijn hele ziel en zaligheid op gestort en na diverse baantjes en
studies, die nog lang niet zo makkelijk waren als ik had gehoopt, heb
ik dat beoogde doel bereikt.
Ik ben uiteindelijk
in het hoge ambt van gastechnisch opzichter bevestigd bij het
gasbedrijf Hunsingo in het hoge noorden. Wie had ooit kunnen denken
dat ik nog zo goed terecht zou komen!
Was dat het eind van
mijn flitsende carrière? Nee, dat niet, maar het was wel de mooiste
tijd van mijn werkzame leven.
En daarom heb ik dit
standbeeld opgericht voor de gepensioneerde gasopzichter.
Als niemand anders
het doet, doe ik het maar zelf!
Iemand moet het toch doen.