Die fase heb ik inmiddels bereikt in het hoekje achter het kippenhok.
Het is daar zo dicht gegroeid dat zelfs de kippen het te gevaarlijk vinden om er binnen te dringen. Ellenlange doorntakken en metershoge distels verhinderen de toegang.
Nu heb ik ook weinig te zoeken in dat hoekje, maar mede omdat het vandaag niet zo warm was en ik zo nu en dan toch iets nuttigs wil doen, vond ik het toch tijd worden om me daar even met de snoeischaar door heen te worstelen.
Dit alles onder luid protestgekwetter van de tientallen mussen die daar huizen. Mussen die dik en vadsig worden van al het kippenvoer dat ze opvreten.
Het gevolg is wel dat ik er weer een grote stapel takken heb liggen die ook weer een keer opgeruimd moet worden. Ik moet kiezen tussen verbranden, versnipperen of alles ergens in een verloren hoekje verstoppen. Dat laatste is het meest kansrijk omdat dat de minste moeite kost. Zo ben ik dan ook wel weer.