Esplas is in rep en roer, de gendarme rijdt af en aan en wij weten, zoals gewoonlijk, van niks.
Gisteren kwam ik een stokoude buurman tegen die een wandelingetje maakte met zijn hond.
Tot mijn verbazing vroeg hij mij of wij visite hadden gehad. Nee, wij hebben geen visite gehad, en wij zijn ook met de kerstdagen alleen. Rare vraag, vond ik.
Maar toen hij doorpraatte in zijn bijna onverstaanbare dialect, begreep ik ineens dat hij visite van het inbrekersgilde bedoelde.
Bij verschillende buren is de laatste weken ingebroken. En het rare is dat er hoofdzakelijk levensmiddelen worden buitgemaakt. Bij onze kippenburen zijn al 2 keer zo’n 500 eieren meegenomen, bij een ander een hoeveelheid conservenblikken met vlees en paté en bij een derde een gevulde koelkast. Van de rest weet ik het niet.
De kasteelburen hoorden laatst ook enig gerucht buiten en één van hen ging naar buiten met zijn jachtgeweer. Het verhaal verteld niet of hij ook werkelijk geschoten heeft, maar de dieven kozen daarop wel het hazenpad.
De Zwitserse buren gaan morgen allemaal naar hun geboorteland om kersteest te vieren, mij is gevraagd om een extra wandelingetje met de hond te maken en dan vooral een rondje om hun panden.
Waarom niet! Ik heb alleen geen geweer, wel een dappere(?) hond.
Maar voor alle zekerheid sluit ik in het vervolg mijn werkplaatsje ’s nachts maar goed af, ook al is daar geen voedsel te vinden. Of het zou het kippenvoer moeten zijn.